Waar leeft hij?
De winterkoning broedt vooral in de dichte ondergroei van bossen en tuinen. Hagen, struikgewas, houtkanten, ruige vegetatie en dicht struweel vormen goede nest- en schuilplekken.
Hoe plant hij zich voort?
- Het nestje van de winterkoning heeft de vorm van een ei dat rechtop staat. De ingang zit aan de zijkant. Aan de buitenkant is het bekleed met mos, binnenin vooral met veren en haartjes.
- Het mannetje bouwt in het vroege voorjaar verschillende nesten die door het vrouwtje aan een nauwkeurige inspectie worden onderworpen. Ze kiest er dan een uit om in te broeden. Doorgaans maakt een mannetje zo’n zes nestjes per jaar. Eén overijverige Nederlandse winterkoning bouwde een recordaantal van twaalf nesten in één broedseizoen.
- De helft van de mannetjes houdt er per broedseizoen één vrouwtje op na (monogaam), de andere helft paart met 2, 3 tot 4 vrouwtjes (polygaam).