Beginnen doen we bij het begin: met welk type grond heb je te maken? Dat is belangrijk om te weten, want bij een zandgrond zal je bijvoorbeeld de structuur moeten verbeteren. Anders kan er onvoldoende water en voedingsstoffen worden opgenomen. Een kleigrond is veel rijker aan voedingsstoffen, maar heeft wel een stugge structuur. Dan is leemgrond ideaal: heel vruchtbaar, makkelijk te bewerken en de ideale textuur.
Met organische stof bedoelen we materiaal dat afkomstig is van levende organismen. Dat kunnen bladeren en takken, maar ook dode planten of dieren zijn. Dit organische materiaal wordt in de bodem afgebroken door het bodemleven en speelt op deze manier een cruciale rol in de goede werking en vruchtbaarheid van de bodem. Een bodem met veel organische stof biedt meer biodiversiteit en is beter bestand tegen erosie en uitspoeling van voedingsstoffen.
De zuurtegraad is een belangrijke waardemeter voor de gezondheid van je bodem en speelt een heel belangrijke rol in het ontwikkelingsproces van je planten. Het beïnvloedt in welke mate je planten voedingsstoffen kunnen opnemen. We drukken de zuurtegraad uit in pH-waarden van 1 tot 14. Een lage pH-waarde betekent dat je bodem te zuur is, de grond wordt gedomineerd door schimmels. Een hoge pH-waarde maakt je bodem basisch of kalkrijk, de grond wordt gedomineerd door bacteriën. Zowel bacteriën als schimmels zijn nuttig in de grond, maar een goede balans is essentieel.
Met het bodemleven bedoelen we vrij letterlijk: alles wat leeft in de grond. Dan hebben we het zowel over micro-organismen (bacteriën, schimmels, protozoa ...) als macro-organismen (regenwormen, insecten, woelmuizen ...). Zo zijn er tal van organismen die stuk voor stuk een belangrijke rol spelen in een gezond bodemleven. Ofwel omdat ze afbreekbare stoffen omzetten tot organisch materiaal (en dus voedingsstoffen), ofwel omdat ze een belangrijke schakel zijn in de natuurlijke kringloop, maar allemaal zijn ze een essentieel onderdeel van de biodiversiteit in de bodem.